Zon Jongen Meisje

Pedagogisch klimaat

Educatief Centrum de Vorsenpoel bestaat vanaf het schooljaar 2021-2022 uit 12 reguliere groepen en 4 arrangementsgroepen.
In een groepsarrangement wordt de zorg en ondersteuning voor een aantal kinderen geclusterd. In deze groep zitten leerlingen voor wie plaatsing in een reguliere setting nog niet haalbaar is, maar waarbij op termijn wel kansen liggen voor reguliere plaatsing. Het doel is de kinderen in ontwikkeling stimuleren, zodat plaatsing op een reguliere basisschool gerealiseerd wordt. Naast de leerkracht is er een onderwijsassistent in deze groep. Verder is er een IB-er en een  orthopedagoog betrokken.

Het samenwerkingsverband (SWV) bepaalt welke kinderen in aanmerking komen voor deze groepsarrangementen. Kinderen die hiervoor in aanmerking komen krijgen van het SWV een toelaatbaarheidsverklaring. Hoewel de verantwoording van deze groepen bij het SWV ligt, ligt de dagelijkse leiding bij de directeur van de Vorsenpoel.
Binnen ons educatief cluster kennen we 4 groepsarrangementen: de jonge kind groep (JKG), de TOP groep middenbouw en de twee TOP groepen bovenbouw. TOP staat voor Tijdelijk Op een andere Plaats. Hiermee wordt aangegeven dat het altijd de bedoeling is dat kinderen in deze groepen op termijn uitstromen naar de reguliere school van herkomst of het speciaal onderwijs.

Kinderen en leerkrachten van de reguliere groepen en de groepsarrangementen werken samen waar dat nodig en mogelijk is. Ons devies hierbij: samen waar het kan, apart waar het moet. 
Hiermee kunnen we als school de kinderen letterlijk de 'ruimte bieden' om zich te ontwikkelen op eigen tempo zodat in hun onderwijsbehoefte wordt voorzien.
De samenwerking tussen onze verschillende groepen uit zich dan bijvoorbeeld in het bieden van een passend educatief programma voor het kind. Het kan dan zijn dat de kinderen uit de verschillende groepen aansluiten bij de lessen uit de andere groep, of de verschillende groepen in een bouw trekken samen op wat betreft het thema waardoor er een doorgaande lijn te zien is voor de kinderen en ouders.

Pedagogisch en didactisch handelen

Wij willen ons onderwijs zo goed mogelijk afstemmen op de mogelijkheden van het kind (adaptief onderwijs). Dit vraagt heel wat van de organisatie van het onderwijs binnen de klas. Wij realiseren dit met behulp van:

  • Groepsplannen. In een groepsplan staat omschreven welke (groep van) leerlingen veel instructie nodig hebben en welke kinderen er weinig instructie nodig hebben. Per groep worden de doelen voor een bepaalde periode omschreven. Ook wordt er omschreven op welke manier de leerkracht het verschil in instructiebehoefte organiseert.
  • Ontwikkelingsperspectief (OPP). In een OPP staat een persoonlijke leerlijn van een leerling beschreven. Een OPP schrijven we als duidelijk is dat een leerling de einddoelen niet kan halen, maar op een ander niveau zal uitstromen. De leerstof die naar verwachting wel aangeleerd kan worden, wordt dan uitgesmeerd over een langere periode.
  • EDI, het directe instructiemodel. Bij dit model neemt de leerkracht tijdens de lessen een aantal vastgestelde stappen. Zo wordt aan het begin van de les het doel duidelijk gemaakt. Vervolgens wordt de voorkennis geactiveerd (wat weten de kinderen al en wat hebben ze nodig om de les goed te kunnen volgen), daarna volgt de uitleg en dan de inoefening en (voor de kinderen die dat nodig hebben) de verlengde instructie, zoals omschreven in het groepsplan. 
  • Coöperatieve werkvormen. Hiermee bedoelen wij korte opdrachten die kinderen zelfstandig in kleine groepjes uitvoeren. Door de inzet van coöperatieve werkvormen blijven de kinderen actief betrokken bij de les, iedereen is immers aan het werk. Ook leren de kinderen op deze manier goed samenwerken en leren kinderen van en met elkaar.
  • Eigenaarschap. Kinderen werken hard om zich de leerstof eigen te maken. Dit doen ze voor zichzelf en niet voor de leerkracht, of voor hun ouders. Door kinderen nauw te betrekken bij hun eigen leerproces en ze daar ook een bepaalde verantwoording over te geven worden kinderen meer eigenaar van het leerproces. In de praktijk is het de leerkracht die bepaalt wat er geleerd moet worden, maar hebben de kinderen zelf een stem in de manier waarop zij leren. Dit doen wij door het inzetten van doelenkaarten, maar ook door regelmatig te reflecteren en te evalueren met kinderen.